Terugblik op heen-en-weer-denken bij practica

Wouter Spaan heeft voor een groep docenten en TOA’s van natuurkunde en scheikunde een uitleg gegeven over hoe je practica optimaal kunt inzetten. Speciale aandacht verdient daarbij het leggen van een relatie tussen de theorie en de ervaringen en acties in een practicum. 

Het is belangrijk om aandacht te geven aan drie aspecten bij een practicum: Het Hands-On domein (van objecten en waarnemingen), het Minds-On domein (over concepten en ideeën), én het heen-en-weer denken (HWD) ertussen. 

Bedenk vooraf goed welke leerdoelen je wilt bereiken, en de leerdoelen bepalen de opbouw / aanpak van je practicum, ofwel welke informatie je aanbiedt, waar je leerlingen zelf iets laat uitzoeken, de volgorde etcetera: “Leerdoel bepaalt de scaffolds”. Als je daarbij zorgt dat de data die ze krijgen anders zijn dan ze verwachten, dwing je tot nadenken. Manieren om HWD voor elkaar te krijgen:

  • Onverwachte data
  • Een complexere opdracht waarbij ze kennis van theorie moeten inzetten ipv een meetserie laten maken.
  • Leerling kán pas starten met hands-on nadat ze hebben nagedacht over de aanpak. 
  • Opdrachten mis laten gaan, en laten corrigeren

Het is erg effectief om te werken met een echt goede vraag waar de leerling mee aan de slag gaat, en daarbij de koppeling tussen theorie en praktijk zelf maakt.

In de sessie zijn de 20 deelnemers zelf aan de slag gegaan om practica bij leerdoelen te ontwerpen. 

Het blijkt dat ook bij onderbouw klassen zeer boeiende practica kunnen worden ontworpen, waarbij.

Voorbeelden:

  • Muizevalwagen: richting van de unster voor meten van de kracht op de muis is een moeilijk iets om vast te stellen. 
  • Soortelijke warmte / calorimeter: theorie helemaal op het bord. Vervolgens een hele grote hoeveelheid materiaal waar lln zelf moeten kiezen wat ze moeten gebruiken.

Bron: Bètapartners

02-nov-2020